maandag 6 april 2009

Si tollol hij pertel

Op een ochtend ik kom beneden en ga aan tafel zitten, minum koppi tubruk.
Wah, zonder wat wat, mijn meisje ze lelt mij van achteren. Getok, minta ampun, sakit die djitak en ik voel mijn kop ada bult.
Loh,nog niet eens wat, wat al wat, wat en je lelt mij, kenapa dese toch meis?
Ik praag haar, terwijl ik wrijp over die plek. Sakiiit ja.
En dan zij seg, apa dese en ze legt een briefje op tafel.
Loh, gelijk mijn hersens kretek, kretek en ik lees apa apanja op die briefje.
Peggy S 06 60 38 58 10. Loh meis, ik lach met big smile.
Je weet tog, vorige week, ik ging met si Eddy en si Woody naar Duindigt.
Dese, ja nummernja van die paarden. Wij gokken,maar ja je weet tog dese jongen meer geluk in de liefde dan in het spel. En Peggy S nama nja van de paard.
Ze glimlacht weer en geef mij een zoentje op mijn kepala sakit.
Ajo is wel goed zo jong ze seg. Ja is goed ik seg, terwijl ik wrijp over mijn bult, so gedeh als een duivenei.
Dag meis, dese jongen hij moet kredja en ik ga maar. Ik tjoem haar en gone gelijk naar mijn werk. 's-Avonds als ik thuis kom, buka pintu en ik ruik gelijk, wah, goeie bui zij. Zij heeft gekookt en geumja, enak sekali, de water hij loopt al tussen mijn tanden. Gelijk maar makan, sudah lapar dese jongen, door die geur.
Ik loop door naar de keuken en ze staat met haar rug naar mij toe. Ik tjoem in haar nek en gelijk ik streel haar. Aduh so lief zij.
Ophouden jij, sij seg, ga maar aan de tafel zitten, lapar zeker he? Ja meis dese jongen bijna mati van de honger. Ik loop naar de tafel en doekoek gelijk.
Loh, se heeft al gedek ik zie. Wah dat wordt smullen en ik hoor haar aankomen, tjret, tjrat, tjret, tjrat en dan opeens, ik voel een getok op mijn kepala, jang hard lui. Mijn oren sij suizen, kaya krontjong orkest en dan ik wil pragen aan haar, loh waarom jij gaplok mij, ik doe tog neks. Weer een gaplok en ik zie sij houdt vast de tjobek van de oeloekan en sij lelt mij nog harder deze keer. Ketooook.

Ik zie allemaal sterren spatten als een rentengan uit elkaar. Ik stamel, waaro meis, ik doe tog neks en dan van heel ver weg, terwijl alles bijna zwart, ik hoor haar seggen  "Jouw paard, hij bel mij vanmiddag"!